Een uitspraak van Gabor Maté die me diep raakt en waar ik volledig achter sta. Hij refereert hiermee aan de relatie tussen cliënt en therapeut, en ik herken dit volledig in mijn eigen ervaringen. Als cliënt voelde ik me het meest gesteund en begrepen in de momenten dat mijn therapeuten me écht zagen en hoorden.
Nu ik zelf met cliënten werk, zie ik hetzelfde patroon terugkomen. Onder de pijn schuilt vaak een diep verlangen: gezien, gehoord, geliefd, erkend en gewaardeerd worden. Niet alleen door anderen, maar vooral door jezelf. Want wanneer je jezelf werkelijk ziet en accepteert, heb je het minder nodig van buitenaf.
In mijn één-op-één-sessies merk ik dat het niet draait om wat ik zeg of de technieken die ik beheers. Het gaat om de ruimte die ik bied, om de aandacht die ik geef. Het gaat om er zijn, volledig aanwezig zijn, voor wat gezegd wordt én wat onuitgesproken blijft. Vaak zit er iets diep van binnen dat gevoeld en erkend wil worden. Iets wat mijn cliënt zelf nog niet helemaal kan zien.
Mijn rol is simpel maar wezenlijk: een spiegel zijn. Ik zie wat er speelt, omdat ik die plekken zelf heb gekend. Mijn eigen reis door pijnlijke stukken maakt het mogelijk om anderen te begeleiden in die van hen. Die herkenning is voelbaar. En geloof me, ik heb veel lagen van pijn doorleefd.
Aanwezigheid betekent voor mij: een veilige energetische ruimte creëren, waarin mijn cliënt mag voelen wat er gevoeld wil worden. Een plek om los te laten wat niet langer dient. Om door de lagen heen te werken en steeds dichter bij de kern te komen. Die kern is wie je werkelijk bent: zonder conditioneringen, zonder afweermechanismen, zonder beschermlagen. Gewoon jij.
En op een dag sta je voor de spiegel, kijk je jezelf in de ogen en zeg je: Ik zie je. Ik hoor je. En ik hou van je.